Uithalerswet biedt politie meer grip op drugssmokkel in de haven

Verhalen uit de praktijk

De inwerkingtreding van de uithalerswet op 1 januari 2022 is een belangrijke stap geweest in de strijd tegen georganiseerde drugssmokkel via Nederlandse havens. Dankzij deze wet, die het ongeoorloofd verblijf op besloten logistieke knooppunten zoals haventerreinen strafbaar stelt, hebben politie en justitie een krachtig instrument in handen gekregen om op te treden tegen zogenoemde ‘uithalers’: personen die door criminele netwerken worden ingezet om partijen cocaïne uit zeecontainers te halen. Jan Janse van de Zeehavenpolitie en Bassir Roya en Nicky Laan van het ministerie van Justitie en Veiligheid vertellen over de totstandkoming én impact van de wet.

Uithalers vervullen een sleutelrol in het drugsnetwerk. Ze zijn letterlijk de handen en voeten van een criminele organisatie. “Maar terwijl het probleem van uithalen de afgelopen decennia steeds groter werd, konden wij er maar weinig tegen beginnen”, vertelt sectorhoofd Jan Janse van de Zeehavenpolitie. Alleen als deze uithalers daadwerkelijk drugs bij zich hadden, kon er op basis van de Opiumwet een strafzaak van worden gemaakt. “In andere gevallen bleef het hooguit bij een boete van 95 euro voor aanwezigheid op een voor hen verboden terrein. Ook al was het overduidelijk waarvoor ze met grote getale kwamen. Want er zijn weinig andere redenen te bedenken om je als onbevoegde op een haventerrein te begeven.” 

Dweilen met de kraan open

Drugs dus. En geen kleine hoeveelheden, maar vaak honderden kilo’s cocaïne. “Soms ging het om jongens van 14, 15 jaar oud. Regelmatig met het benodigde gereedschap op zak. Maar ook dat laatste was voor de rechter geen overtuigend bewijs”, zegt Janse. Het relatief lage risico voor de uithalers – vaak gelokt door ‘het snelle geld’ - maakte het politiewerk soms dweilen met de kraan open. “Ook al werden we er steeds beter in, als we de eerste groep aanhielden, stond er binnen twee uur een nieuwe. Zo hebben we weken gehad waarin we meer dan honderd uithalers aanhielden."

Het kwam zelfs voor dat deze jongens zich na het klaren van hun klus zelf bij de Zeehavenpolitie meldden. “Dan wisten ze dat wij ze van het afgelegen haventerrein mee zouden nemen naar het bureau in het centrum. De boete was lager dan de prijs van een taxirit terug naar de stad.”

Van boete naar gevangenisstraf

In 2018 brachten toenmalig burgemeester Aboutaleb en minister Grapperhaus een werkbezoek aan de Rotterdamse haven. Tijdens dat bezoek kregen zij nog eens uitgelegd hoe schrijnend de situatie was. Dat zorgde eindelijk voor een doorbaak. Tot vreugde ook van Bassir Roya, die als coördinator strafrechtelijke aanpak bij het ministerie van JenV al langer wachtte op draagvlak voor de strafbaarstelling van uithalers. “De signalen waren ons al bekend en alternatieven maatregelen stonden al op een rijtje: het benutten van mogelijkheden binnen het bestaande strafrecht, het verhogen van de fysieke barrières en de inzet van drones. Ons was al duidelijk dat naast deze maatregelen ook een nieuwe wet noodzakelijk was. Het werkbezoek zorgde voor de nodige politieke urgentie. Vanaf dat moment konden we namelijk doorpakken met het wetsvoorstel.”

Er liepen op dat moment al langer gesprekken met allerlei partijen, van het OM tot de havenbedrijven. “Samen met onze wetgevingsjuristen, de politie en het OM zijn we de concrete mogelijkheden voor de nieuwe wet gaan onderzoeken. Daarbij maak je allerlei afwegingen. Welke delictsomschrijving gaat in de praktijk het meeste effect sorteren? Hoe zorg je ervoor dat de wet goed afgebakend is en geen onbedoelde gevolgen heeft in de praktijk? Dat bijvoorbeeld duidelijk is welke handeling wel en niet onder de strafbaarstelling valt. En past de oplossing die je voor ogen hebt ook logisch binnen de systematiek van het bestaande Wetboek van Strafrecht? Deze onderwerpen hebben we uitgebreid en grondig besproken.”

De strafbaarstelling in de uiteindelijke uithalerswet heeft betrekking op het ‘wederrechtelijk verblijven op een in een haven, luchthaven of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen’. “Daarmee zijn we dicht tegen het bestaande wetsartikel voor huisvredebreuk aan gaan zitten”, legt Roya uit. “Want daar lijkt het uiteindelijk juridisch het meest op: voorkomen dat mensen zijn waar ze niet mogen wezen."

Ook bij het bepalen van een proportionele strafmaat is naar bestaande wetgeving gekeken. “Het gaat om een zwaarder vergrijp dan huisvredebreuk, maar niet zo zwaar als delicten onder de Opiumwet. Zo kwamen we als strafmaat uit op één jaar gevangenisstraf. Bij verzwarende omstandigheden zoals braak en inklimming kan dat oplopen tot maximaal twee en een half jaar.”

Direct effect én discussie

“De kracht van de nieuwe wet zit ‘m in de eenvoud”, stelt beleidsmedewerker Nicky Laan, die na de totstandkoming en inwerkingtreding verantwoordelijk werd voor de monitoring en evaluatie van de uithalerswet. “Je hoeft als politie geen drugs meer aan te treffen: de aanwezigheid op verboden terrein is voldoende. Daardoor kan veel sneller en effectiever worden opgetreden.” 

Dat bleek op de dag dat de wet van kracht werd. Een paar minuten na middernacht werden de eerste uithalers al opgepakt en vervolgens succesvol berecht. “Ze hadden het Staatsblad waarschijnlijk nog niet gelezen…”, merkt Janse lachend op, verwijzend naar het officiële inwerkingtredingsdocument van de uithalerwet. Maar de maanden erna bleef het aantal uithaalpogingen op de Rotterdamse haven teruglopen. Janse: “In de haven weet je nooit precies wat de oorzaak is van dat soort dalende cijfers. Je hebt bijvoorbeeld ook te maken met verschuivende internationale smokkelroutes. En met het oprollen van belangrijke criminele netwerken. Maar het feit blijft: vanaf het moment dat de wet in werking trad, zagen we maandenlang minder uithalers.”

De toepassing van de wet verliep in eerste instantie soepel. De meeste uithalers werden door de rechter meteen veroordeeld tot een gevangenisstraf. Na een paar maanden ontstond echter alsnog discussie over de strafmaat. Laan: “Het gerechtshof in Den Haag oordeelde dat, afhankelijk van de omstandigheden, first offenders in eerste instantie in aanmerking komen voor een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit had volgens het hof voldoende afschrikwekkend effect. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf was volgens het hof wel passend voor recidivisten, maar niet zonder meer voor first offenders.” 

In een andere zaak oordeelde het hof in Den Bosch later dat een gevangenisstraf bij een eerste veroordeling voor uithalen wel degelijk passend was, gelet op de cruciale rol die uithalers hebben in de internationale drugssmokkel en het afschrikwekkend effect van een gevangenisstraf. De uiteenlopende rechterlijke uitspraken over de strafmaat in combinatie met het aantal uithalers destijds leidden tot discussie in de samenleving en in de politiek. 

Meer dan harder straffen

Zoals dat vaker gaat bij nieuwe wetgeving, duurde het een tijdje voordat er meer consistentie kwam in de rechterlijke uitspraken. Nu, ruim drie jaar later, is er meer consistentie. First offenders krijgen van de rechter vaak een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, afhankelijk van de omstandigheden. Recidivisten kunnen rekenen op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Janse: “Wat voor ons als politie telt is dat de rechter in vrijwel alle gevallen in ieder geval een veroordeling uitspreekt. Dat maakt voor ons een wereld van verschil. We hoeven geen ‘gok’ meer te nemen of het OM wel gaat vervolgen. We weten dat het dossier leidt tot een zaak. Dat motiveert enorm.”

Hoewel ook de actuele cijfers een positief beeld laten zien – van 452 aangehouden uithalers in 2023 naar 266 in 2024 - wil JenV zich daar niet op blindstaren. Vanaf de implementatie groeide namelijk het besef dat de uithalerswet ook andere waardevolle effecten heeft. Laan: “De opsporingsmiddelen die vanwege de strafbaarstelling kunnen worden ingezet hebben bijvoorbeeld ook geleid tot veroordelingen van ronselaars: de personen in een crimineel netwerk die mensen werven voor hun illegale activiteiten. En ook criminele uitbuiting kan er beter mee worden aangepakt.”

Doordat uithalers nu als verdachte worden aangemerkt, kan de politie ook beter en eerder in gesprek met hen gaan. Nog voor er sprake is van een veroordeling krijgen zij - om herhaling te voorkomen - een zogeheten uitstapgesprek. Janse: “Om duidelijk over te brengen dat betrokkenheid bij drugscriminaliteit geen goed pad is om in te slaan, brengt de wijkagent ook een bezoek aan de ouders van de jongere. Als politie investeer je niet in zo’n bezoek aan ouders als een kind alleen een boete heeft gekregen.’’ 

Laan: “Op deze manier verkleinen we niet alleen de kans dat jongeren zich opnieuw bezig gaan houden met uithalen, maar proberen we ook te voorkomen dat ze andere criminele activiteiten gaan ontplooien.’’

Meer aandacht voor preventie

Het past naadloos binnen de keuze die JenV een paar jaar geleden maakte binnen de aanpak van ondermijnende criminaliteit: meer aandacht gaan besteden aan preventie. Het voorkomen van de zogeheten ‘jonge aanwas’ in de drugscriminaliteit is daarvan een belangrijk doel. Janse: “Ouders zijn alerter als ze hun kinderen de term uithalen horen gebruiken. Alleen al de bekendheid van het begrip ‘uithalen’ is de afgelopen jaren gegroeid. Mede door de nieuwe wet is de bewustwording rondom de problematiek sterk toegenomen.”

En dan zijn er nog de positieve effecten op de havenbedrijven én hun medewerkers. Janse: “Elke keer dat een containerterminalsysteem moet worden stilgelegd vanwege een uithaalactie, kost dat tienduizenden euro’s. Dat gebeurt nu steeds minder en als het toch gebeurt kunnen de kosten worden verhaald bij de veroordeelde uithaler. Verder werden havenmedewerkers een paar jaar geleden soms nog wel drie of vier keer in de week geconfronteerd met drugssmokkel op hun terminal. Dat was niet bevorderlijk voor hun gevoel van veiligheid. Met de nieuwe wetgeving voelen zij zich ook serieus genomen door de overheid.”

Evaluatie

De uithalerswet is onderdeel van de bredere Wet versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit (Wet Ondermijning I), die in 2027 uitgebreid wordt geëvalueerd. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan onverwachte of onbedoelde effecten van de wet, zoals de stijging van het aandeel jongere uithalers ten opzichte van het aantal oudere uithalers. 

Een ding is voor Janse nu al duidelijk: “De uithalerswet heeft onze mogelijkheden om de haven veilig te houden enorm vergroot. Het is natuurlijk geen wondermiddel, want voor de effectieve aanpak van georganiseerde misdaad blijven samenwerking, preventie en internationale afspraken keihard nodig. Het gaat om de samenhangende inzet van een grote hoeveelheid aan maatregelen. Maar dankzij de uithalerswet en het treffen van diverse fysieke maatregelen komt de klassieke ‘rip-on-rip-off methode’ van drugscriminelen in de Rotterdamse haven bijna niet meer voor. We hebben dat model echt kapotgemaakt.”